Skip to main content

Op dit moment wandelt mijn schoonvader de route van Irun naar Santiago de Compostela (Camino del Norte), en misschien nog verder. Een trip die grondig voorbereid is door hem. Net voor Goede Vrijdag reden we naar Spanje. Het werd een mooie. indrukwekkende en soms moeilijke tijd. Op verschillende manieren. Vandaag meer over mijn afgelopen Pasen. Een Pasen waarbij ik er heel wat heb afgelopen.

Afgelopen. Pasen. Afgelopen.

Deze blog is een experiment met nieuwe opmaak. Dit wordt niet de norm (kost teveel tijd), maar ik wilde graag wat ervaring opdoen met YooTheme Pro in de blog lay-out. Het is aan te raden deze blog op een laptop of pc te lezen omdat je anders wat aan visuele pracht mist :)

Vlogs en afscheid

Vrijdagochtend, na twee dagen van rijden (zo’n 1500 km totaal) was het moment daar: m’n schoonvader stapte in Irun uit de auto, prepareerde z’n uitrusting nog een laatste keer en stelde voor onze laatste vlog op te nemen. Deze vaak idiote vlogs hadden we in de twee dagen daarvoor ook steeds opgenomen voor het thuisfront. Maar ik trok het niet en gaf hem zonder woorden met vochtige ogen een knuffel. We wisselden nog een enkele veelbetekenende blik uit en ik stapte in.

In de auto en daarna was ik flink overstuur. Het had vast ook te maken met waarover ik de vorige keer schreef. Ik besloot ‘Raak de wonden aan (over niet zien en toch geloven)‘ van Thomás Halík te lezen terwijl ik de monte Urgull opging, Jezus tegemoet zogezegd. Na deze wandeling volgden er nog meer. In eenzaamheid, urenlang in stilte en steeds de afwisseling zoekend tussen lopen, van de natuur en het uitzicht genieten en lezen over de wonden van Jezus. Is het een heel kleine camino?

De baai van San Sebastian (het deel waar de rijken zitten)
Later op de dag lag het hier helemaal vol met mensen
Hezelfde gebouw als hierboven, maar dan dichterbij
Dit (grote) Jezus beeld staat op ‘Mount Urgull’.

Tussen of-of en relativisme

Vrijdagmiddag kronkelde ik, gezond zwetend, de Urgull op. En sloeg ik ‘Raak de wonden aan’ spreekwoordelijk open op m’n e-reader. De eerste tekst die ik arceerde:

Al jarenlang bestudeer ik met waardering en openheid de meest uiteenlopende religies. Ik heb door een deel van de wereld gereisd en wat ik heb gezien en geleerd, staat mij niet toe om vast te houden aan de simpele logica van het ‘óf-óf’ (als twee mensen een verschillende mening hebben, moet ten minste een van hen zich vergissen). verder lezen

Als iemand ergens anders over denkt of spreekt dan ik, weet ik dat dit gewoon kan komen doordat hij hiernaar kijkt vanuit een ander standpunt, een ander perspectief, een andere traditie of een andere ervaring, doordat hij zich in een andere ‘taal’ uitdrukt. Ik weet ook dat het verschil tussen onze meningen en uitspraken noch mijn, noch zijn recht op de waarheid hoeft te weerleggen. Evenmin hoeft dit verschil van mening zijn of mijn eerlijkheid en oprechtheid ter discussie te stellen. Tegelijkertijd ben ik me ervan bewust dat dit besef niet moet leiden tot een gemakzuchtig en berustend relativisme (‘iedereen heeft zijn eigen waarheid’), maar eerder tot het streven om door onderling gesprek en het uitwisselen van ervaringen onze eigen, noodzakelijkerwijs beperkte horizon te verruimen en ook onszelf te leren kennen in het gesprek met de ander.

Dat is wat ik bedoel als ik over ‘ruimte ervaren’ praat. Ik schreef er eerder over nav het laatste boek van Rachel Held Evans (ze overleed begin mei op 37 jarige leeftijd, erg droevig). Halík bestrijdt de óf-óf logica en waakt tegelijkertijd voor gemakzuchtig relativisme (denk nog eens aan de postmoderne, progressieve christen). Ik probeer me ook wat los te maken van het of-of, maar het is in de praktijk knap lastig.

In de gesprekken met m’n schoonvader passeerden een hoop onderwerpen, waaronder ook geloof, kerk, religie en God. Hij herhaalde: “Het is belangrijker om van God te houden, dan over hem te weten.”. Hij voegde er overigens direct aan toe dat het (leren) houden van God een reis is die een leven kan duren. Het zeker menen te weten is vruchteloos, maar het relativisme evenzo. Halik schrijft daar verderop over:

Maar de mensen die hem [Jezus] zien als wijsheidsleraar, maken de sterke wijn van het christendom aan met het lauwe water van het relativisme, dat ze per abuis als de deugd van een alomvattende tolerantie beschouwen.

Als er toch een moment in het jaar is dat ik me ten diepste besef dat Jezus zoveel meer was en is, dan is het wel in de aanloop naar Pasen. Maar wanneer je het ‘zeker weten geloof’ (het fundamentalistische geloof, ietwat sterk verwoord) niet meer voor ‘waar’ acht – eigenlijk meent dat geen enkel geloof mag claimen het ‘ware geloof’ te zijn – ben je dan veroordeeld tot het relativisme? Dat relativisme dat me soms zó tegen de haren instrijkt. Nee, meent Halík. Het houden van God kan dit overstijgen, maar hoe ik mij verhoud tot God laat zich maar moeilijk vangen in een ‘houden van’.

Het lauwe water van het relativisme

Maar de mensen die hem [Jezus] zien als wijsheidsleraar, maken de sterke wijn van het christendom aan met het lauwe water van het relativisme, dat ze per abuis als de deugd van een alomvattende tolerantie beschouwen.

Thomás Halík

De volle mensheid

Terug naar Jezus, die ik bovenop Urgull aantref in een beeld. Uitkijkend over het oude centrum en de baai van San Sebastian. Nog zo’n tegenstelling: de godheid én mensheid van Jezus. Halík benadrukt de volle mensheid. Niet alleen de grootheid en volkomenheid van de mens, maar (juist) ook de duistere, overdekte kans van het menselijk lot. Hij citeert Karl Rahner die schrijft over het lijdensverhaal:

Hoe ziet het beeld van de mens er eigenlijk uit dat juist dat laat zien wat hij is en waarvoor hij niet wil instaan en wat hij ook niet wil zijn? Dat moet het beeld van een stervende zijn. Want wij willen immers niet sterven en toch zijn we zo aan de dood overgeleverd dat hij als een griezelige macht al tijdens ons leven alles doortrekt. verder lezen

Een stervende moet wel tussen hemel en aarde in hangen. Want we horen dan immers noch hier noch daar thuis, omdat de hemel ver weg is en de aarde ook geen betrouwbaar vaderland meer is. Hij moet alleen zijn. Wanneer immers onze laatste ogenblikken naderen, hebben we de indruk dat de anderen schuw en verlegen vertrekken en ons alleen laten, omdat ze voor zichzelf er nog geen raad mee weten. De mens in dit beeld moet als het ware aan een horizontale en een verticale balk vastgemaakt zijn. Want het snijpunt tussen het horizontale, dat in de breedte alles omvatten wil, en het steil naar boven willende ene, exclusieve verticale gaat dwars door het hart van de mens heen en doorsnijdt het. Hij moet vastgespijkerd zijn. Want onze vrijheid op deze aarde leidt noodzakelijkerwijs tot nood. Hij moet wel een doorstoken hart hebben. Want op het einde is alles in een speer veranderd die ons laatste hartenbloed laat wegvloeien.

De berg weer afdalend koers ik aan op de grote katholieke kerk in het oude centrum. Twee minuten van m’n pension en meermalen een rustpunt tijdens deze tweedaagse. Ook lees ik er. Soms opkijkend naar alle beeltenissen van Jezus aan het kruis. Als protestant heb ik de neiging weg te kijken. ‘Veel te veel allemaal’, ‘Kan dat niet minder?’. Maar Halík verdiept wat ik zie:

De zondebok zijn, alle zonden van de wereld op zich nemen, zoals Paulus het diep verstaan heeft, betekent de grootst mogelijke solidariteit met de zondaren, de hoogst mogelijke: niet te zondigen, maar tot zonde te worden.

De hoogst mogelijke: zonder te zondigen tot zonde te worden.

De baai van San Sebastian, gezien vanaf Urgull
De baai van San Sebastian, gezien vanaf Urgull
Eén van de kerken in San Sebastian

Het voorhangsel

In de afgelopen jaren is het er nooit van gekomen om een blog te wijden aan het voorhangsel. Ik heb dat altijd zo’n krachtig beeld gevonden. Na de laatste (kruis)woorden van Jezus – een schreeuw die overgaat in een gebed, “Eli, Eli, lema sabachtani” – , op het moment dat hij stierf, scheurde het voorhangsel in tweeën. Indachtig het oude testament (voor Exodus en Leviticus), gaat hier zoveel hoop vanuit! We lezen het in Mattheüs, in Marcus en in Lucas. Als ik dominee was, dan zou ik daar voor Pasen steeds over preken denk ik.

Vrijdagavond ben ik helemaal op en komt er van lezen niet veel. Ik besluit de volgende dag de hogere berg aan de andere kant van de baai op te lopen. De monte Igueldo. Halík managet de verwachting nog even:

In dit boek vindt de lezer geen aanwijzingen voor het genezen van de wonden van onze wereld en hopelijk zoekt hij die ook niet; want recepten voor genezing heb ik altijd al gewantrouwd. Als deze overdenkingen ergens toe mogen leiden, dan hoop ik dat ze oproepen tot ‘niet-onverschilligheid’, tot moed om te zien.

Want ook die loert, de onverschilligheid. Blijven hangen tussen de ogenschijnlijk geloofszekerheid op de fundamentalistische geloofsflank enerzijds en het individualistische relativisme anderzijds. Dus tussen het of-of is de onverschilligheid het gevaar.

De verwarring


Na een bewust erg karig ontbijt start ik de wandeling in (wederom) de bewolking, maar ik weet al dat het in de loop van de ochtend zal opklaren. Langs de weg lees ik verder in ‘Raak de wonden aan’. Halík is kritisch op de individualistische samenleving waarin het gevoel centraal lijkt te staan. Hij waarschuwt:

Mensen die liefde met emotie verwarren, voelen zich gerechtigd hun partner te verlaten als ze niets meer voor hem voelen; mensen die geloof verwarren met een vrome huivering van hun gevoel, beginnen te denken dat ze atheïsten zijn op het moment dat hun godsdienstige leven zich uiteindelijk van de luiers ontdoet en hun de kans biedt om volwassen te worden. Mensen die hoop verwarren met optimistische gevoelens, zijn rijp voor zelfmoord zodra het leven hen van hun optimistische illusies heeft beroofd – hoewel juist dat ogenblik een gelegenheid zou kunnen zijn om te getuigen van de kracht van onze hoop. We moeten immers altijd bereid zijn tot verantwoording aan ieder die rekenschap vraagt van de hoop die in ons leeft, niet van onze nukken of stemmingen.

Deze opsomming van ‘verwarringen’ deed me direct denken aan het album Cataracts dat ik in een eerdere blog aanhaalde. Het voorlaatste nummer, dat ik een tirade noemde, is onheilspellend. Dit nummer (8) grijpt me bij elke luisterbeurt weer bij de strot. Vooral als ik het album in z’n geheel luister. Ik meen dat we een vergelijkbare zoektocht doormaken. Ik vind het moeilijk om tegen de onverschilligheid te vechten en met een zuiver moreel kompas te navigeren in de maatschappij. Haal ik ook niet zaken door elkaar? Is mijn gelatenheidover prostitutie een grove fout? Halík schrijft verderop:

Het kwaad overheerst ons niet alleen wanneer we de methoden ervan overnemen, maar ook wanneer we eraan gewend raken. Een van de gevaarlijkste zonden van onze tijd is dat velen dat wat vaak voorkomt, verwarren met wat normaal is en dit ‘normale’ als norm beschouwen. Iets wat vaak wordt herhaald, verliest in de ogen van het publiek, uitsluitend door zijn statistische frequentie, het karakter van het kwaad. Als ‘een leugen honderd keer wordt herhaald, wordt ze tot waarheid’. De morele wet laat zich echter niet vervangen door statistieken.

Uit het nummer ‘As Far As the East Is from the (Navel to The) West’

I mistook kingdom for empire.

Salvation for rapture.

Grace for escape.

Mission for capture.

I mistook mercy for license.

Family for uniform.

Gift for owed.

Cross for sword.

Heavenly Father, it’s all a shot across the bow

Levi the Poet

De wonden

Maar daar helpt deze blog geloofsvoer.nl. Al jaren. Je gedachten ordenen. Lezen. Gesprekken voeren. Overtuigingen herzien of in z’n geheel niet meer belangrijk vinden. Nieuwe overtuigingen die meer aandacht krijgen. Halík bemoedigt:

Bij de volmaaktheid waartoe het Oude en Nieuwe Testament ons oproept, gaat het niet om foutloosheid, maar om een mens uit een stuk zijn, om heelheid. De eerste stap richting die heelheid is de deemoed, die samengaat met je omkeer: dit ben ik ook!

[…]

Ik mag wonden hebben.

Die wonden kunnen allerlei vormen aannemen. Geloof ontwikkelt en moet volwassen worden. Bestaande wonden kunnen genezen en nieuwe wonden kunnen ontstaan. Juist in de kerk, juist als ik in contact probeer te komen met God ervaar ik ze. Halík:

Word ik niet juist op het moment waarop ik deemoedig ontdek (en accepteer) hoe ik werkelijk ben, pas door mijn oprechtheid weer het authentieke beeld van hem die is, die Hij is? Doe ik niet (paradoxaal genoeg) juist door de acceptatie van mijn onvolkomenheid de beslissende stap naar die heelheid die Hij de mensen als zijn zegel, zijn beeld opdrukte, maar ook als roeping en opdracht meegaf?

Bovenop de monte Igueldo ligt een ruim 100 jaar oud pretpark. Had van mij niet gehoeven, maar ik realiseer me dat deze gedachte sterk samenhangt met de ‘mentale staat’ waarmee ik de top bereik. Het uitzicht is werkelijk prachtig. Bovenin de toren is het tot mijn verbazing zeer rustig. Ik ben zelfs een tijd helemaal alleen. Heerlijk.

Het pretpak is ruim 100 jaar oud. Deze achtbaan ook..?
Het uitzicht is echt prachtig vanaf hier
De funicular monte Igueldo op (niet gebruikt ;-)

De gelovige en de atheïst

En dan de tegenpool. Het geloof kan niet zonder het atheïsme, stelt Halík. Nou, dat is even andere koek dan waar ik mee opgegroeid ben. Hij doelt niet op de apa-theïsten waar ik Stefan Paas over spreekt in deze (aan te raden) podcast. Halík stelt:

Ik ben ervan overtuigd dat de meerderheid van de mensen die zichzelf atheïst noemen, ‘nominale atheïsten’ zijn – ze noemen zichzelf atheïst, omdat ze het geheimenis dat zich in het christelijk geloof openbaart, niet ‘God’ noemen. Toch is het duidelijk (en waar het niet duidelijk is, mag je het toch veronderstellen) dat ze in een open relatie tot dit geheimenis staan, is er in veel gevallen misschien zelfs wel een diepgaander relatie tot dit geheimenis dan bij veel christenen het geval is. Onze relatie met God de Vader laten we niet slechts zien doordat we hem zo noemen, maar doordat we ons tot de ander verhouden als tot onze broers en zussen.

[…]

Geen mens heeft het recht om te bepalen wie concreet tot welke categorie behoort, onder andere niet omdat deze dramatische worsteling tussen geloof en ongeloof in het hart van ieder mens plaatsvindt zolang hij leeft.

Ik neem een andere route naar beneden en voel me heel even als m’n schoonvader. Alleen, in de natuur, afgezonderd, nadenkend over zaken die me tegelijkertijd ontzettend boeien en tegelijkertijd zo ontmoedigen. Zoveel mensen hebben al over dit alles nagedacht. Over alles ís al nagedacht en wat heb ik nog toe te voegen. En toch ga ik ook m’n eigen (geloofs)weg, ik moet wel. Antwoorden van andere lezen helpen weliswaar, maar zélf antwoorden zoeken is noodzakelijk voor me. Met de nadruk op het zoeken.

In deze tijd van beproeving en pijn – vooral met het oog op het onafwendbare afscheid van een overledene – kunnen de rituelen van de kerk een belangrijke bijdrage leveren aan de genezing van de wonden, net zoals de rituelen die alle grote religies in hun schatkamers bewaren en de ceremonies waarmee de seculiere maatschappij de kerkdienst probeert te imiteren en te vervangen, dat eveneens doen.

Huiswaarts


De zaterdag ren ik nog een stuk in de drukte (slalommen) en geniet ik van de zonsondergang boven zee. Eindeloos kan ik kijken daar het groenblauwe zeewater dat tegen de rotsen beukt. Rond 21:00 krijg ik toch wel erg trek en omdat ik de volgende dag toch 1200km voor de boeg heb, besluit ik ergens wat te eten. Alles is me veel te druk. Ik vlucht even de kerk in, maar weet daarna toch een acceptabele pizzeria te vinden. Dat smaakt prima. Later pak ik m’n spullen in en de volgende dag, op Paasmorgen, toog ik weer naar het noorden in alle vroegte. Hoopvol. Op de terugreis luister ik het laatste deel van het nieuwe testament: 1 Korintiërs t/m Openbaringen. Hoopvol. Op 2e Paasdag lees ik de laatste bladzijden uit ‘Raak de wonden aan’.

De camino. Wie weet.