Skip to main content

Het probleem van het kwaad

Vandaag weer een licht filosofische blog: hoe is een liefhebbende God te verenigen met het kwaad in de wereld?

Momenteel lees ik het boek ‘Four Views On Christianity And Philosophy‘ als opvolger van ‘Four Views on Hell‘. Zoals genoemd in mijn eerdere blog ‘Hoe weet je wat je weet?‘ is dit geen eenvoudig boek voor me. Maar ik kwam een overzichtelijk stuk tegen over ‘The Problem of Evil’ en daaruit komt deze blog voort. Een voornaam en veelgenoemd bezwaar tegen het bestaan van God is de aanwezigheid van kwaad in de wereld; fysiek lijden en pijn. In deze blog pellen we die redenering wat verder af om te leren dat deze redenering niet zo sterk is als we soms vermoeden.

The Logical Problem of Evil

In de logica wordt veelvuldig gebruik gemaakt van premissen. Premissen zijn de basisaannamen van een syllogisme, zoals een redenering in de logica wordt genoemd. Een syllogisme is dus een redenering bestaande premissen en een conclusie. In het argument tegen het bestaan van God werkt dat ongeveer zo:

  1. Als God bestaat, dan is Hij almachtig, alwetend en niets anders dan goed
  2. Als God almachtig is, dan is Hij in staat het kwaad in de wereld te voorkomen
  3. Als God alwetend is, dan is Hij zich bewust van elke mogelijkheden tot kwaad
  4. Als God niet anders dan goed is, dan wenst Hij ten alle tijde elke kwaad te voorkomen
  5. Als God in staat is kwaad te voorkomen, zich bewust is van elke mogelijkheid tot kwaad en Hij altijd wenst kwaad te voorkomen, dan zou er geen kwaad zijn in de wereld.
  6. Er is kwaad in de wereld

Dus: 7. God bestaat niet. Dit wordt ook wel ‘The Logical Problem of Evil‘ genoemd. Deze redenering op zichzelf is geldig: als alle premissen (1 t/m 6) waar zijn, dan is de conclusie ook waar.

Waarheid of niet?

De vraag is dus niet zozeer of de conclusie waar is, deze volgt immers logische uit de argumentatie, maar of de premissen zelf waar zijn. Laten we ze eens langslopen:

  1. Deze premisse is waar als gevolg van de traditionele definitie van God
  2. Deze premisse is aan de ene kant zeker waar, maar hier kom ik later op terug
  3. Deze premisse lijkt ook waar als je kennis uitbreidt tot het weten wat mogelijk is, maar nog niet feitelijk ís. Maar laten we stellen dat deze aanname waar is
  4. Deze premisse kom ik zo op terug
  5. Deze premisse ligt behoorlijk voor de hand (en is dus waar)
  6. Deze premisse is onmiskenbaar waar

Premisse 4: het kwaad willen voorkomen

Als we inzoomen op premisse 4 dan begint de redenering af te zwakken. Premisse 4 voldoet namelijk niet want ze komt niet tegemoet aan twee belangrijke kwalificaties.

Allereerst, soms moet kwaad worden toegestaan als consequentie van het laten gebeuren van goeds. Als we vrije mensen zijn die ervoor kunnen kiezen God lief te hebben en te aanbidden en onze vrijheid aanwenden voor elkaars welbevinden, dan is dat natuurlijk alleen maar goed. Maar echte vrijheid houdt ook in dat een andere keuze mogelijk is: een mens kan het goede ook achterwege laten of kwaad doen. Dus het bestaan van het goede brengt de mogelijkheid van kwaad met zich mee. (jaja, die blog over het calvinisme en het arminianisme komt nog wel eens)

Ten tweede, soms moet kwaad geschieden zodat er als consequentie goeds uit voortkomt. Een simpel voorbeeld kan duidelijkheid scheppen: een kind ervaart soms tijdelijk pijn en verlies wat ouders kúnnen voorkomen. En toch kiezen ze ervoor het toe te laten zodat het karakter van een kind zich kan ontwikkelen. Gestraft worden is op een bepaalde manier altijd pijnlijk en toch straffen ouders kunnen kinderen soms (of vaak ;-). Je zou kunnen stellen dat je geen goede ouder bent wanneer je je kind(eren) nooit straft.

Dus God kan goede, valide redenen hebben voor het toelaten van kwaad in de wereld. En daarmee is premisse 4 dus onwaar en dus ook de conclusie 7 is daarmee onwaar in deze redenering.

Premisse 2: het kwaad kunnen voorkomen

Nu komen we terug bij premisse 2. Als God kennelijk redenen kan hebben voor het toelaten van kwaad in de wereld, dan is het inconsistent over God enerzijds te stellen dat Hij kwaad toelaat (zie paragraaf hierboven) en anders kwaad voorkomt (premisse 2, omdat Hij dat kan). Stellen dat God kwaad kán voorkomen is natuurlijk niet hetzelfde als stellen dat Hij dat altijd deed, doet en zal doen.

Maar zou je kunnen zeggen, ook al neem je aan dat God adequate, morele redenen heeft voor het toelaten van kwaad in de wereld, dan nog kan je stellen dat de hoeveelheid kwaad en de (vreselijke) verschijningsvormen van het kwaad op zichzelf voldoende bewijs is tegen het bestaan van God. Dit wordt ook wel ‘The Evidential Problem of Evil‘ genoemd.

The Evidential Problem of Evil

Maar vormt de (grootschalige) aanwezigheid van kwaad in de wereld werkelijk een sterk argument tegen het bestaan van God? Een argument tegen het bestaan van een liefhebbende God die kwaad toelaat voor uitsluitend goede redenen? Dat zou opgaan wanneer we kwaad constateren in de wereld wat we niet verwacht hadden aan te treffen, als een dergelijke liefhebbende God zou bestaan.

Maar we moeten toegeven dat God’s redenen voor het toelaten van bepaald kwaad niet kennen. Maar dat is natuurlijk ook consistent: als God bestaat weet Hij vermoedelijk iets dat wij niet weten. En als we de redenen niet weten, hoe kunnen we dan verwachten op basis van deze redenen geen kwaad aan te treffen in de wereld?

Veel kwaad

Tot slot nog over de hoeveelheid kwaad in de wereld. Ten eerste, als God goede redenen kan hebben voor het toelaten van kwaad in de wereld, dan zijn deze redenen op het eerste gezicht (prima facie) ook toepasbaar op andere gevallen van kwaad, pijn en lijden. Wanneer je toegeeft dat God redenen kan hebben voor het toestaan van het overlijden van een persoon aan kanker, dan bestaat er geen logisch bezwaar tegen het toepassen van deze denkwijze op duizenden anderen. Elk opeenvolgend geval van kwaad boet zo aan kracht in (in het redeneren).

Ten tweede, we hebben geen sterke positie om te stellen dat er geen andere redenen voor zowel het type als de hoeveelheid kwaad in de wereld kunnen zijn. Stel dat we enkele redenen (na verloop van tijd) kunnen begrijpen, dan suggereert dit – en niet meer dan dat – dat er ook redenen kunnen zijn die we (op dat moment nog) niet kunnen begrijpen.

De redenering dat als God bestaat, en Hij redenen kent die wij niet kennen, zou ons op z’n minst moeten vullen met enig gevoel van bescheidenheid over onze mogelijkheid God’s wegen te rechtvaardigen naar mensen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Meer over Renco Schoemaker

Renco is ruim 35 jaar, man en vader van twee. Hij was eerder jeugdouderling in zijn gemeente in Zwolle. Hij mag graag fietsen, hardlopen, tv series kijken en bloggen. Luistert tot slot graag naar harde christelijke herrie.