Ongelofelijk (2)
Mijn vorige blog ging over het boek Ongelofelijk van Yvonne Zonderop. Het laatste hoofdstuk wilde ik jullie niet onthouden. Met de slotwoorden gesproken: ‘Ik had het niet beter kunnen zeggen’.
Hoofdstuk 10. Het nut van achterom kijken
…de beste voorbereiding op de toekomst is een duik in ons verleden…
Na een lang en productief leven overleed in 2016 de Italiaanse denker en schrijver Umberto Eco. In een van zijn laatste interviews gaf hij een fraaie typering van de huidige tijd. Dit is de tijd van de speerwerper, zei hij. Een speerwerper leunt eerst naar achteren. Daar verzamelt hij kracht en vaart om zijn speer zo ver mogelijk naar voren te kunnen werpen. Wie niet eerst naar achteren leunt, kan nooit ver gooien. Daarmee geeft Eco een elegante en intelligente verklaring voor onze nostalgische tijdgeest. We zitten vol vroeger. Dat is niet omdat we zo graag kneuteren, maar omdat we bezig zijn krachten te verzamelen voor de volgende stap. De Fransen hebben er een uitdrukking voor: reculer pour mieux sauter (‘achteruitlopen om beter te springen’) Juist door je te bezinnen op je wortels, treed je de toekomst het beste tegemoet. Dat wilde Umberto Eco ons meegeven.
Die toekomst zou je met een licht eufemisme als uitdagend kunnen bestempelen. Een veel gebezigde uitspraak van hoogleraar transitiekunde Jan Rotmans luidt: we leven niet in een tijdperk van verandering, maar in een verandering van tijdperk. Het klimaat verandert drastisch en vereist reactie. De wereldbevolking groeit veel harder dan onze hulpbronnen lijken aan te kunnen. Een wereldwijd obesitasprobleem laat zien dat overvloed een nieuwe uitdaging is. De digitale revolutie zet onze hele economie op haar kop, met alles wat daarbij hoort. Netwerken worden belangrijker, data maken steeds vaker dienst uit, computers vervangen werknemers, kunstmatige intelligentie neemt beslissingen die we tot voor kort zelf namen. Nog even, en de machine neemt onze geest over. Wat moet daarop ons antwoord zijn? Hoe moeten wij die nieuwe ontwikkelingen begrijpen? Wat moeten we toejuichen en wat moeten we absoluut niet prijsgeven?
Dit zijn wezenlijke vragen met een ethische dimensie. Ze gaan over de vragen hoe we willen leven. We kunnen het antwoord niet overlaten aan een ambtelijke werkgroep of aan de Sociaal-Economische Raad. Begrippen als links of rechts zijn niet erg behulpzaam, want ze hebben in veel opzichten hun ideologische betekenis verloren. Zelfs als je vindt dat het klimaatprobleem en de digitale revolutie de schuld zijn van het grootkapitaal, dan nog zul je moeten bepalen wat je op ze wilt terugveroveren, waartoe en hoe. We kunnen het niet stellen zonder inhoudelijke visies die betekenis geven en waaraan we een zeker houvast ontlenen voor het antwoord op nieuwe vragen. Waar ga je dan het eerste zoeken? In de bronnen die jouw wortels ooit voedden. Ook daarom is het zinnig dat we ons weer rekenschap geven van ons christelijk verleden. We danken onze cultuur en ons waardepatroon eraan.
Het christelijke idee dat ieder mens evenveel waard is ongeacht zijn of haar bijdrage, blijft een revolutionaire gedachte die in grote delen van de wereld bepaald niet vanzelf spreekt. Vaker krijgen de grootste mond en de dikste portemonnee gelijk. Ons zelfbeeld en onze moraal zijn door het christendom gevormd. Het leert dat we jegens elkaar een zekere verantwoordelijkheid hebben, gewoon omdat we mens zijn, en niet omdat we elkaar zo leuk vinden of wegens familieverbanden. Het spreekt van de algemene menselijke waardigheid. Het vraagt aandacht voor het spirituele element in ons leven. Deze principes verdienen het om hoog te worden gehouden, zeker nu technologie die op andere waarden stoelt overal de toon dreigt te gaan zetten.
Bij wijze van cultuurbehoud zouden we onszelf de verhalen uit de Bijbel opnieuw moeten vertellen. Die verhalen gaan over onszelf; de ploeterende mens die het niet slecht bedoelt maar die vaak genoeg faalt. Ieder mens is waardig, maar ook een stumper, van wie God niettemin houdt. In de Bijbelverhalen en de prediking van Jezus komen deze paradoxen beter uit de verf dan in de strenge leer die de kerk er vaak van maakte. Terug naar de bronnen van het christendom betekent dus veeleer terug naar de aloude, Multi-interpretabele teksten om daar inspiratie aan te kunnen ontlenen. Die teksten leiden tot kunst die in zichzelf weer allerlei interpretaties biedt. Zo onderhouden wij onze cultuur al eeuwenlang.
Als we de erfenis niet hoeden, ontzeggen we onszelf een gezamenlijk bezit dat inspiratie kan bieden in een tijd waarin we ons afvragen waar we eigenlijk staan. Dan kunnen we niet langer ontroerd raken, zoals ik ontroerd raakte bij het schilderij van El Greco (‘De ontkleding van Christus’) in Boedapest, want we weten niet meer waar het schilderij over gaat. Het zal dan steeds moeilijker worden om referenties te begrijpen aan de verhalen die zo veel kunstenaars zo veel inspiratie hebben bezorgd, van De verloren zoon van Rembrandt, via de romans van Vestdijk tot aan de laatste gedichten van Joost Zwagerman. Nu Nederland nagenoeg is ontzuild, kunnen we deze taak pas goed ter hand nemen. Decennialang was het onderhoud van het gedachtegoed uitbesteed aan de protestants-christelijke en katholieke zuilen. Die predikten logischerwijs voor eigen parochie en niet voor een algemene cultuur. Het is daarom aan de cultuurchristenen zoals ik om in de bres te springen voor de traditie. Het christendom heeft miljoenen mensen in onze omgeving zo’n 1500 jaar lang geïnspireerd. Hoe zouden we die erfenis in vijftig jaar tijd kunnen verliezen.
Grappig genoeg wijst de Iraans-Duitse moslim Navid Kermani ons hierbij de weg. Hij schreef het boek Goddelijke kunst, waarin hij dertig christelijk geïnspireerde kunstwerken aanschouwt en er zijn associaties op loslaat. Het is een ode aan het christendom door iemand die zelf een ander geloof is toegedaan. In een interview in NRC Handelsblad met Duitsland-correspondent Juurd Eijsvoogel zei Kermani: ‘Het is heel begrijpelijk dat veel mensen in Europa bang zijn voor de islam en houvast zoeken in het vertrouwde. Als je je eigen cultuur niet meer kent, kun je niet openstaan voor andere culturen. Het is een groot gemis als je niet weet wat Pinksteren is. De Duitse literatuur van de 19e eeuw is onbegrijpelijk als je de christelijke verwijzingen niet ziet. Heel veel schrijvers uit die tijd waren domineeszonen, de hele Duitse literatuur en muziek zijn doordrenkt van Bijbelse referenties. Als we die erfenis niet kennen, kennen we onszelf niet. En dan worden we vatbaar voor radicalisme, xenofobie en nationalisme’.
Ik had het niet beter kunnen zeggen.
Nieuwsbrief
Eindeloos lezen
Blogs
Podcasts
Muziek
Categorieën
- Film & TV (26)
- Muziek (20)
- Muziek (oud) (96)
- Nadenken (42)
- Nadenken (oud) (199)
- Verslag (21)
Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.
Geef een reactie