Skip to main content

De lege, stille kerk

Het kerkgebouw heeft veel te bieden, waaronder de leegte en de stilte.

Renco schrijft vandaag over de stilte en de leegte die een kerkgebouw te bieden heeft. En dat er veel in de leegte en stilte te vinden is.
| Renco Schoemaker |

Afgelopen week begon ik in het boek ‘De kerk is fantastisch‘ van Rik Torfs. Alleen al om dat woord fantastisch in de titel. Is dit serieus bedoeld of toch vooral sarcastisch? Met auteur Torfs maakte ik in de zomer al luisterend kennis bij zijn gastoptreden in ‘De Ongelofelijk Podcast’, episode #31 – De nieuwe beeldenstorm. Daar werd over hem gesteld dat hij “…een garantie voor memorabele en spitsvondige uitspraken” is. De beste man heeft niet voor niets bijna 134.000 volgers op Twitter, denk ik dan.

De kerk als gebouw

Het boek bestaat feitelijk uit acht hoofdstukken waarvan het eerste (echte) hoofdstuk is getiteld: ‘De kerk als gebouw’. Torfs opent met: “In mijn kindertijd was iedereen in mijn dorp katholiek, ook wie het niet was. Dat laatste wist ik niet. Het eerst wel.” Typerend voor zijn lichtvoetige, gevatte schrijfstijl. Verderop schrijft hij dat hij vooral van de kerk hield “…wanneer er niet enkele vriendelijk licht binnenviel, maar de deuren in volle zomer openstonden.”

Ik mag graag in ‘de volle zomer’ op vakantie gaan in Frankrijk en daar grote, katholieke kerken binnengaan zoals teveel vakantiegangers (lees: toeristen). Met twee jonge kinderen is het bezoek vaak korter dan van mij had gemogen, maar niettemin blijven veel van die bezoeken mij bij. Midden in grote steden staan enorme kerkgebouwen waar je – toegeven: afhankelijk van het tijdstip – een rustpunt vindt. De (betrekkelijke) stilte. In mijn reisverslag van mijn trip naar San Sebastian in mei 2019 staat ook een katholieke kerk centraal, waarover ik schreef:

“De berg weer afdalend koers ik aan op de grote katholieke kerk in het oude centrum. Twee minuten van m’n pension en meermalen een rustpunt tijdens deze tweedaagse. Ook lees ik er. Soms opkijkend naar alle beeltenissen van Jezus aan het kruis. Als protestant heb ik de neiging weg te kijken. ‘Veel te veel allemaal’, ‘Kan dat niet minder?’.”

Een godshuis, gedrenkt in historie en onderdeel van een lange, kerkelijke traditie. Een heilig gebouw, natuurlijk. Dat maakt zo nu en dan indruk, zeker, maar het is vooral de leegte en stilte die me pakt. Het steekt schril af tegen de omvang en de visuele ‘pracht’ die zich om je heen bevindt. Daar hebben we in de Reformatie toch wat al te cru afstand van genomen, denk ik dan. U moet weten dat ik kerk in de aula van mijn middelbare school. Het contrast kon bijna niet groter zijn..

De lege, stille kerk

Dominicanenkerk en meer

In Zwolle zijn er, wat mij betreft, drie kanshebbers van kerken waar je een dergelijk rust vindt: de Grote Kerk in het centrum, de Plantagekerk aan de westkant van de binnenstad en de Dominicanenkerk in de wijk Assendorp, net buiten het centrum. De sterkste band heb ik met de laatstgenoemde en afgelopen week verbleef ik er een tijdje op een middag. Verder was er niemand. Leeg en stil.

Die aantrekkelijkheid van leegte en stilte, ze gaan hand in hand, is op allerlei manieren te verklaren. In een ‘gejaagde maatschappij’ waar constant de nadruk ligt op ‘zelfontplooiing’ en de hoeveelheid ‘prikkels’ ongelimiteerd is, kan je tot rust komen in bijvoorbeeld een kerkgebouw. Maar dát kan ook elders. Waarom dan juist de kerken betreden in het buitenland? Waarom geen andere gebouwen die leeg en stil zijn? Waarom de Dominicanenkerk voor mij?

De foto van de Dominicanenkerk bij deze blog is het werk van Romke Hoekstra.

“Deze leegte is geen lege leegte, maar leegte als beschikbaarheid”

De gemeenschap of de kerk?

Verderop in hoofdstuk 2 haalt Torfs een leraar en journalist-in-spe aan die zei: “Wanneer mensen over de kerk spreken, denken ze meteen aan een gebouw. Welnu, dat gebouw is onbelangrijk, heeft geen enkele betekenis. De kerk is een gemeenschap van gelovigen die het goede doet.” Als protestant ben ik gewend het gebouw inderdaad niet te hoog aan te schrijven en met gepast dedain over de rooms-katholieken te spreken met hun pralerige kathedralen. Maar Torfs verwoordt mijn gevoel precies wanneer hij schrijft: “Kerken hebben me altijd geraakt. Vooral als ze stil waren en leeg bleven. Ze verwezen naar een aspect van het bestaan dat wij aanwezig weten maar waaraan we weinig aandacht schenken, tenzij op onverwachte, moeilijke moment zoals een coronacrisis.”.

Torfs geeft toe de kerk het liefst voor zichzelf te hebben. Ja, toch? De leegte niet anders dan doorbroken door slechts mijn aanwezigheid. Ik weet het, ik weet het. En het verblijven in die lege, stille kerk moet je niet vergeestelijken. Torfs in Trouw: “Het is een vrijplaats, waar je ook ingetogen mag verlangen naar drank en vrouwen.” Nu gaan mijn gedachten op zulke momenten dáár niet primair naar uit, maar hij wil vooral het ongedwongene benadrukken. Over een kapel schrijft hij treffend het volgende.

“Dat ze zich zo prachtig inspande om niet, werkelijk niets meer te zijn dan enkel zichzelf. Dat ze mij niet tot diep geloof of tot heroïsche dagen aanspoorde. Dat zij mij volkomen met rust liet en de goedheid had onaantrekkelijk genoeg te zijn zodat bezoekers niet stormliepen om haar te betreden.”

Trofs betoogt dat elke kerk zich dient te verzetten ’tegen de vernedering van het zuivere utilitarisme’. En ik ben van mening dat dáár een groot deel van haar aantrekkingskracht ligt. Voor mij in ieder geval omdat het een vrijplaats is te midden van dit.

Leegte als beschikbaarheid

Als lezer van de Trouw maakte ik kennis met columnist Welmoed Vlieger, die ik ook op Twitter volg met ruim 3.000 anderen. Het is niet zo dat ze mij elke week weet te ‘pakken’ (hoeft ook niet), maar toch vaker wel dan niet. Deze week een column met veel te lange titel ‘Deze leegte is geen lege leegte, maar leegte als beschikbaarheid’.

Net als in het boek van Torfs wordt hier – hoe kan het ook anders – de coronacrisis aangehaald. Achteraf bezien was die eerste golf nog wel te doen, stelt Vlieger. Inmiddels zijn de perspectieven voor de lange termijn weinig rooskleurig. Noch voor de volksgezondheid, noch voor de economie. Hoe nu verder, wanneer is dit voorbij, wat te doen? Hoe leren we voorlopig leven met deze crisis? Het zijn vragen die we onszelf stellen. Ik stel ze mijzelf.

Vervolgens haalt ze een Joodse schrijver (Etty Hillesum) aan, en citeert haar: “Je moet ondanks de vele mensen, de vele vragen, de veelzijdige studie, altijd een grote stilte met je meedragen, waarin je je steeds terugtrekken kan, ook te midden van het grootste gewoel en midden in het intensiefste gesprek.” Woorden die zijn geschreven in haar dagboek tijdens de Twee Wereldoorlog. Vroeg of laat beland je in een situatie waarin er geen grip meer is en geen perspectief. Je weet: ‘dit kan ik zelf niet meer organiseren’. Minder praten.

En verder volstaat het hier de laatste zinnen uit de column van Welmoed Vlieger één-op-één over te nemen.

Wat dan overblijft is de mogelijkheid om je in die stilte terug te trekken. Hillesum wist dat dit geen lege stilte is, geen lege leegte, maar leegte als beschikbaarheid.

In de Bijbel heeft deze stilte een bijzondere naam: JHWH. En die betekent: ik zal er zijn.

Die naam is er, altijd, eeuwig en onveranderlijk.

In die naam sterft de oude mens met zijn schijnbare zekerheden.

In die naam licht een beschikbaarheid op die ons niet over het hoofd ziet, maar die wij in alle drukte zo vaak over het hoofd zien.

Totdat tot onze verbijstering onze wereld stilstaat. Dan blijkt er ineens ruimte te zijn als uitnodiging om als nieuwe mens op weg te gaan.

Deze stilte in de kerk

Nog even terug naar Rik Torfs en zijn fantastische kerk. Aan het einde van het hoofdstuk stelt hij dat de kerk precies is geworden wat ze voor zijn leraren niet mocht zijn: ‘in eerste plaats een gebouw’. Tot slot citeer ik graag een fragment uit de laatste alinea’s van dit hoofdstuk.

“Daarom moeten kerken elke dag open zijn. Organiseer er met vrijwilligers een permanentie. Stel hen vrij van vergaderingen die over binnenkerkelijke structuurhervormingen gaan en laat hen gewoon in het kerkgebouw nietsdoen. Bezoekers kunnen er dan komen op gelijk welk moment, gewoon om er te zijn. Ook om te bidden, mochten ze dat willen. En als ze niet bidden, bidt de kerk in hun plaats. Daarom moet een kerk blijven. Niet enkel, en zelfs niet zozeer voor de gelovigen, maar de hele samenleving.”

Ik zou erg graag komen. In de stilte. In de leegte. Bij voorkeur.

Iets meer over auteur Renco Schoemaker

Renco is ruim 35 jaar, man en vader van twee. Hij was eerder jeugdouderling in zijn gemeente in Zwolle. Hij mag graag fietsen, hardlopen, tv series kijken en bloggen. Luistert tot slot graag naar harde christelijke herrie.

Categorieën

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.