Skip to main content

Toekomst

| Dick Sluiter |
Vandaag schrijft Dick over stilstaan en om je heen kijken. Naar het verleden, heden en de toekomst van het christendom. Hij gaat te rade bij Tomáš Halík die o.a. het boek ‘Geduld met God’ schreef.

Soms sta ik stil en neem eens rustig de tijd om te kijken. Te kijken naar verleden, heden en de toekomst. Van het christendom in Nederland welteverstaan. Hoe stonden de zaken er vroeger voor? Hoe staan we het er nu voor? En wat zal de toekomst brengen?

Ik word dan vaak bevangen door twijfels, heen en weer geslingerd tussen hoop en wanhoop, soms vol vertrouwen, maar andere keren me weer hopeloos naïef voelend.

Vele bronnen

Ik kan kiezen uit vele bronnen om een bepaald gevoel te versterken of juist af te zwakken. Leg ik mijn oor te luister bij wetenschappers, influencers, (social)media of juist één van binnenuit de christelijke gemeenschap? Ik besloot om een van mijn favoriete boeken van de afgelopen jaren eens te raadplegen, Geduld met God. Schrijver Halík staat met het ene been in de christelijke wereld, maar heeft tegelijkertijd de vinger aan de pols met ‘de rest van de wereld’. Misschien vind ik daar (weer) wat rust en misschien antwoorden.

Uit Tomás Halík – Geduld met God (p.54-56)

Is dus de seculiere tijd, de tijd van het atheïsme, van ‘bekoeling van het geloof van velen’ iets om te vrezen? Of kunnen we die tijd ook zien als een mysterievolle bijdrage van de historische tijd aan het paasdrama, aan de stilte van Stille Zaterdag, wanneer aan de oppervlakte niets gebeurt – wanneer, naar rooms-katholieke traditie, tabernakels open en leeg op het altaar staan en mensen knielen bij ‘Gods Graf’ – terwijl ‘ergens daar beneden’ een belangrijk gevecht afspeelt tussen het leven en de dood? Kunnen we het volhouden op die momenten en hun betekenis zoeken, zonder in iedere ‘terugkeer van religie’ meteen overhaast een glimp te zien van de paasmorgen?

Ik heb in de tamelijk recente geschiedenis van mijn land (Tsjechië, red.) een periode meegemaakt waarin religie en kerk vrijwel uitgeroeid waren uit het publieke leven. Het staatsatheïsme, civitas terrena, de secular city leek te hebben getriomfeerd. Tot op de drempel van mijn volwassenheid heb ik praktisch geen levende kerk ontmoet. Ik vermoedde wel dat er in sommige kerken ‘iets gaande was’, dat het niet alleen maar musea waren, dat er ergens wel iets was overgebleven van de wereld van de gelovigen, de wereld van gisteren. Het kwam niet in me op dat dat ooit iets met mijn wereld en met mijn leven te maken zou kunnen hebben. Maar juist in die omstandigheden, in die periode, in die wereld ‘zonder beelden’ werd mijn geloof geboren.

(…)

Natuurlijk, de gedachten die mij destijds tot het geloof brachten kwamen niet zomaar uit het luchtledige. De Bijbel was er, overgeleverd van generatie op generatie. Er waren boeken geschreven door christenen, sporen van het geloof in de muziek, architectuur, schilderkunst die ik overigens pas daarna gaandeweg kon ontcijferen als ‘tekenen van het geloof’; er waren mensen die weliswaar niet ‘naar de kerk gingen’, maar bij wie er toch ‘iets’ in hun manier van denken en handelen was, in hun herinnering of onderbewuste. Toen ‘de vonk oversprong’, werd het me gaandeweg duidelijker dat er overal om ons heen nog een heleboel christendom was overgebleven.

(…)

Uiteraard moest er ook een kerk zijn, zodat ik en vele anderen, op verschillende manieren, ‘toevallig’ tegen de schat in de akker kon aanlopen. Zij moest hier al die eeuwen zijn, ook in tijd van vervolging overleven – aan de rand van het publieke domein tegen de prijs van compromissen, of ondergronds tegen de prijs van grote risico’s en soms ook martelaarschap. En mijn weg leidde ook van een ‘intellectuele bekering’ naar christenen van vlees en bloed. Velen van hen hadden een veel dramatischer bekering meegemaakt en kwamen van veel grotere afstand, zij hadden als Saulus/Paulus een weg naar Damascus moeten gaan en daar christenen ontdekt, niet meer vijandig of met vijandige bedoelingen, maar bereid om te leren en verlangend om te worden aanvaard.

Ik onderschat de kerk dus niet, ook als mijn eigen bekering zich eerder buiten haar zichtbare muren voltrok dan te midden van het ‘huishouden van het geloof’. Zonder twijfel heeft het christelijk geloof een legitieme kerkelijke dimensie, het is geen puur persoonlijke aangelegenheid. Ik ben echter niet van plan om ieder gesprek over geloof om te buigen naar het thema kerk, en zeker niet naar de roddel over kerkelijke schandalen of speculaties over kerkpolitiek, laat staan de ‘toekomst van de kerk’. Wanneer ik de kerk in verval zie – in welke betekenis ook – wanhoop ik niet. Ik heb tenslotte zelf al veel beleefd en christenen hebben in de loop van de twintigste eeuw veel meer gezien en doorgemaakt.

Ik schrik niet van de gaten in het dak van de kerk na deze of gene storm. Ik bedenk dan dat ik door die gapende gaten heen voor het eerst iets waarnam van Gods aangezicht.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Meer over Dick Sluiter

Dick is zo’n 35 jaar, getrouwd en vader van twee kinderen. Hij is zeer geïnteresseerd in alles wat met religie te maken heeft, van kunst tot wetenschap en van traditioneel tot postmodern.